Opleidingsjaren
De stamboom van beeldhouwer Leon Sarteel klimt op tot de 17e eeuw. Zijn vader, Edmand, in Tielt op 18 augustus 1850 geboren, vestigde zich als meester-kleermaker aan de Poel 13 te Gent en huwde de Gentse Louise De Baerdemaecker, geboren in 1854. Edmond Sarteel had, zoals zijn twee broers Constant en Victor, muzikale aanleg. Ze waren lid van de Fanfare De Goede Vrienden Tielt. Edmond speelde piston, Constant bugel en Victor tuba. Edmond Sarteel overleed te Gent op 16 oktober 1933. Francisca Charel, grootmoeder van de beeldhouwer, was afkomstig uit het Zuidfranse departement Corrèze. De stamboomvertakkingen tonen aan dat Sarteels voorouders heel wat rondreizende telgen telden, die door hun ambachtelijke vaardigheden als tingieter, stoelfraaier, koperslager en kleermaker, hun brood verdienden. Men vindt ook een Sarteel-stek in het West-Vlaamse Wakken aan de Leie.
Etymologisch dient Sarteel als de vervlaamsing van een franstalige plaatsnaam verklaard te worden. (Vergelijk o.a. met de achternamen als Blondeel, Raveel, Canneel, Carveel, enz.). De kern van de naam valt terug op het woord "essart", Franse benaming voor een verbrande plek in een bos, een van bomen en struiken gezuiverde grond. Sart duikt als plaatsnaam veelvuldig op in Frankrijk en ook in Wallonië, al dan niet aan een andere plaatsnaam of aan een heilige gekoppeld, zoals Sart-Bernard, Sart-Eustache, Sart-Saint-Laurant, Sart-en-Fagne, Sart-Custinne, Sart-Tilman...
Na dit peripatetisch rondritje in het verleden, vinden we de jeugdige Leon Sarteel terug als derde kind uit een huisgezin van zes. In 1886 verhuisde het kroostrijk gezin van meester-kleermaker Edmond Sarteel naar het Ingelangat 40 te Gent. De woning paalde aan de ingang van het Sint-Lukasinstituut. Ze werd nadien gesloopt, en nieuwe klaslokalen werden opgericht voor het Sint-Lukasinstituut.
In die tijd bestond de schoolplicht nog niet. Toch genoot Leon Sarteel tot zijn twaalfde levensjaar onderwijs aan de lagere school aan de Korenmarkt te Gent. Waarschijnlijk was die school in het Pakhuis gelegen, een monumeentaal gebouw in Lodewijk XIVe stijl, dat in 1896 werd verkocht en later werd gesloopt. Op het terrein ervan verrees het huidige Posthotel, bij de Gentenaars beter bekend als de Grote Post.
Aanvankelijk was de jonge Leon Sarteel voor het kleermakersvak bestemd, maar al na enkele dagen vond men dit een verkeerde keus, temeer daar die 12-jarige jongen een duidelijke aanleg voor tekenen vertoonde. Hij ging in de leere in het houtsnijdersatelier Pauwels-D'Hondt in de nabijgelegen Schouwvagersstraat 8, ook al omdat in het gezin een bijverdienste welkom was. De kinderen van meester-kleermaker Edmand Sarteel heettten: Clemence, Ernest, Leon, Georges, Oscar en Virginie.
's Avonds volgde Leon Sarteel tekenlessen aan het Sint-Lukasinstituut, dit tot 1898. Zijn praktische opleiding in verscheidene kunstateliers, waaraan de stad toen rijk was, en ook bij Aloïs De Beule (1861-1935) liep over vele jaren. Leon Sarteel verwierf er grote vaardigheid als ornamentist, figurist (gipsbeeldjesmaker) en leerde er de techniek van het houtsnijden, steenhouwen en modelleren. In de jaren 1898-1908 stond hij ingeschreven in de avond- en zondagskursussen, gegeven door beeldhouwer Jules Van Biesbroeck senior (1848-1920) en Jean Delvin (1853-1922) twee eminente kunstenaars-leraars aan de K.A.S.K., Koninklijke Akademie voor Schone Kunsten van zijn geboortestad Gent.
Leon Sarteel zal gedurende die veeljarige kunstopleiding zeker veel kontakten met medeleerlingen hebben gehad, ook met die uit de dagkursussen, zowel uit de schilder- als uit de beeldhouwklassen. Wij hebben niet alle grote en zware inschrijvingsregisters van de K.A.S.K. uit de jaren 1898-1908 kunnen doornemen (hetgeen een ondoenlijke taak zou zijn en bovendien niet lonend), want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren, ook in de kunst. We zijn er evenwel in geslaagd de namen van menige bekende kunstenaars te noteren, die Leon Sarteel in de K.A.S.K. als leerling heeft ontmoet. Vernoemen wij onder de beter bekend en/of beroemd geworden Gentse schilders: Hippoliet Daye, Gustaaf Van De Woestijne, Fritz Van den Berghe, Achiel De Maertelaere (Bentos), Emiel Pycke, Robert Aerens, Gustaaf Crommelinck, Karel Van Belle, Leonard De Buck (vader van Walter De Buck), Jules Verwest, Jan-Frans Cantré, Maurits SYS, Arthur en Rafael Willaert, Oscar Colbrandt...
De nomenklatuur van de beeldhouwers is, gelet op de aard van de kunstrichting, niet zo uitgebreid. Vermelden wij nochtans: Jozef Hullebroeck, broer van de komponist Emiel, Domien Ingels, Louis Dubar, Geo Verbanck, Maurits (Olivier) Piette, Emiel Poncelet, Jules Van Biesbroeck Junior en Emiel Poetou.
In 1903 wer Leon Sarteel "er uitgeloot" zodat hij geen soldaat moest worden en werd ingelijfd in de Burgerwacht.
Een tweede opmerkelijke meevaller viel hem in 1908 ten deel. Op bladzijde 23 van het Programma der Prijsuitreiking, Schooljaar 1907-1908 lezen wij: "Buitengewone zesjaarlijkse wedstrijd, (beoordeeld door de heren beeldhouwers K. Vander Stappen, E. Rombaux, K. Samuel, G. De Vreese, J. de Lalaing, te Brussel) Laureaat Beeldhouwkunde: Sarteel Leo, van Gent; 2de met onderscheiding: Verbanck Joris, van Gent; 1e Accessit, ex-aquo: Ingels Dominique, en Poetou Emiel, van Gent". ( Wie toen in een taalkundige puriteinse vlaag de voornamen van de pas genoemde beeldhouwers vervlaamste, weten wij niet, maar de aandachtige lezer zal al voor zichzelf hebben uitgemaakt, dat het hier gaat om Leon Sarteel, Geo Verbanck en Domien Ingels.
Met dit orgelpunt, waaraan druizend goudfranken waren verbonden (toegekend door het Stedelijk Bestuur), besloot Leon Sarteel in 1908 zijn opleiding aan de K.A.S.K., dit na jaren "boetsering" naar Versierselen, naar Antiek Hoofd, naar Antiek Beeld, en naar Levend Model. Met die drieduizend franken kon hiij enkele jaren in zijn onderhoud voorzien en zich uitsluitend aan zijn kunst wijden.
Hij werd op 10 oktober 1908 gehuldigd door Kunst en Kennis, "Maatschappij van Oud-Leerlingen en leerlingen der Koninklijke Academie van Schoone Kunsten der Stad Gent" en ontving als "Laureaat van de zesjaarlijkse Prijskamp voor Beeldhouwkunde" een ere-album, gesigneerd door tientallen leden van Kunst en Kennis, zijnde kunstschilders, beeldhouwers en architekten.
Sarteel en zijn leefkring
Hoewel het echte artiestenleven zich in de eerste plaats in het atelier afspeelt, waar het alleen-zijn en de stilte tot inspiratie en werklust stimuleren, toch blijft de kunstenaar ook een maatschappelijk wezen dat in zijn familiekring, onder vrienden, in verenigingen en op reis, en dan vooral met het organizeren van tentoonstellingen, specifieke verplichtingen heeft.
Na zijn eerste selektie voor het Driejarig Salon te Gent in 1909, nam Leon Sarteel een jaar later zijn intrek in een thans verdwenen rolbaan, Steenweg-West 16 (thans Kortrijksesteenweg) nabij de Dire Sleutels te Sint-Denijs-Westrem. Hij leefde er als een zelfstandige kunstenaar, wiens fiets een trouwe metgezel wer naar het naastgelegen dorp Sint-Martens-Latem, zoals elkeen weet het "Gezegend oord van de Vlaamse kunst". Hoewel Leon Sarteel nooit metterwoon in Latem gevestigd is geweest, had hij er veel kontakten met de aldaar verblijvende Gentse kunstenaars, als daar zijn: Albert Servaes, Gust en Leon De Smet, Constant Permeke, en later met Albert Claeys, Hubert Malfait, Jules De Sutter, Albert Savereys en ook met de in Gent gebleven kunstvrienden Victor Lorein, Charles-René Callewaert, Maurice Dupuis, Olivier Piette en Alfons Blomme uit Roeselare. Leon Sarteel had ook omgang met George Minne (1866-1941), zij hadden evenwel een verschillende artistieke opvatting en techniek.
Nadat de eerste Werloorlog begin augustus 1914 was uitgebroken, bleef Leon Sarteel nog een jaar in Sint-Denijs-Westrem wonen en nam dan in 1915 opnieuw zijn intrek bij zijn ouders, die inmiddels verhuisd waren naar de Ieperstraat 57 te Gent, thans Iepenstraat 65. Nog hetzelfde jaar vond hij een atelier in de Luxemburgstraat 7 te Gent in de wijk de Poel waar zijn wieg had gestaan. In dat atelier heeft hij vijftien jaar lang gewerkt, tot 1930. Wel verhuisde hij nog twee keren, namelijk in 1923 naar de Nieuwewandeling 9 te Gent, thans gesloopt, en in 1925 naar de Spiegelhofstraat 68 te Gent, thans 66.
Intussen was Leon Sarteel op 23 mei 1923 gehuwd met Anna Pirsens, geboren te Gent in 1892, een dame die haar hele leven aan haar man en hun drie kinderen heeft gewijd. Haar dichterlijke gaven vertolkte ze in menig gedicht, ien één woord, ze was de muze van haar man, zijn inspiratiebron. Niets heeft ze onverlet gelaten om het werk van haar man te propageren, en dit tot aan haar dood in 1962.
De echgenoten Leon en Anna Sarteel-Pirsens vormden een gelukkig paar, waarover de kinderen met entoesiasme en dankbaarheid spraken. Dat harmonieus huwelijk verliep in een gezellige woning in de vaderlandstraat te Gent, een zijstraat van de in Gent als "Miljoenenkwartier" bestempelde wijk, die na sloping van de Wereldexpositie van 1913 werd aangelegd. Aldaar werd op he nummer 98, thans 166, een perceel grond gekocht, waarop in 1929-1930 een atelier en een huis werden gebouwd naar de plannen van architekt Jan-Albert De Bondt, met inbreng van het echtpaar Sarteel. Dit pand was tot 2017 nog bewoond door de familie Albino Mion en Clara Mion-Sarteel, de jongste dochter.
Als mens was Leon Sarteel een brave en zachte man, die 's morgens altijd in zijn atelier aan de arbeid was. Hij heeft sukses gekend en genoot ervan. Voor de goede keuken van zijn echtgenote had hij veel lof over. Hij at graag. Hij was een "sneukelaar" die altijd Katrienspekken, een welbekende Gentse drop, bij zich had. Telkens wanneer hij een werk verkocht had, ging hij met de familie in een restaurant in het centrum van Gent tafelen.
Zelfs tijdens de crisisjaren 1930 slaagde hij erin van zijn kunst te blijven leven, uitzonderlijk feit; ook in de moeilijke oorlogsjaren na 1940 kon hij als beeldhouwer in het familiaal levensonderhoud voorzien. Omdat hij vreesde dat het lesgeven hem de concentratie op zijn kunst zou doen verliezen, heeft hij altijd een leraarschap in het kunstonderwijs geweigerd, hoewel hij daartoe veel werd gevraagd. Hij was zeer aan zij gezin gehecht. Op reis ontpopte hij zich tot een plezierige briefschrijver, raak met de pen en knap vertellend.
Leon Sarteel breeddenkendheid stond buiten kijf. Hij las veel en was geabonneerd op drie kranten van verschillende strekking, alsook op verschillende kunsttijdschriften. Bovendien schafte hij zich elke donderdag Le Soir aan voor de kunstrubriek. Als muziekliefhebber vond hij J.S. Bach 's werelds grootste en beste komponist. Charlie Chaplin kreeg dezelfde voorkeur, maar als filmacteur. De kunstenaar was voorts op de winterconcerten geabonneerd, terwijl hij voor ballet trouw naar de Gentse Opera ging. Stippen wij hier nog aan dat Leon Sarteel al in 1925 een radio had, feit dat in die jaren eerder zeldzaam was.